
Jurisprudentie
AR3630
Datum uitspraak2004-09-28
Datum gepubliceerd2004-10-12
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers215627 CV 03-4167
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2004-10-12
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers215627 CV 03-4167
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
kantonzaak; burenrecht; overhangende takken.
Uitspraak
R E C H T B A N K Z W O L L E – L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Zwolle
Zaaknr.: 215627 CV 03-4167
datum : 28 september 2004
Vonnis in de zaak van:
[EISER 1] en
[EISER 2],
beiden wonende te [woonplaats],
eisende partij, verder te noemen: “[eisers].”,
gemachtigde mr. E.A. Meyboom, verbonden aan de Stichting Univé Rechtshulp te Assen,
rolgemachtigde A. Agterhuis, gerechtsdeurwaarder te Zwolle
tegen
[GEDAAGDE 1] en
[GEDAAGDE 2],
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, verder te noemen: “[gedaagden].”,
gemachtigde mr. S. Maakal, advocaat te Heerenveen.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding d.d. 15 oktober 2003, ten verzoeke van [eisers]. uitgebracht,
- het antwoord d.d. 3 februari 2004 van [gedaagden].,
waarna op 30 maart 2004, ingevolge een daartoe op 17 februari 2004 gewezen tussenvonnis, een comparitie van partijen ter plaatse van de percelen van partijen te [plaats] aan [perceel] is gehouden, van welke comparitie proces-verbaal is opgemaakt, en vervolgens:
- de repliek d.d. 22 juni 2004 van [eisers].
[gedaagden]. hebben, hoewel daartoe een en andermaal in de gelegenheid gesteld, niet geconcludeerd voor dupliek. [gedaagden]. hebben evenmin conform de daartoe ter comparitie gemaakte afspraak, een kopie van een videofilm ter griffie gedeponeerd.
Het geschil
De vordering van [eisers]. strekt er toe dat [gedaagden]. hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 938,21, vermeerderd met de wettelijke rente over € 857,21 vanaf 12 juni 2003, onder hun hoofdelijke veroordeling in de proceskosten.
[gedaagden]. hebben de vordering bestreden en de afwijzing daarvan bepleit.
De beoordeling
1.1
[eisers]. hebben aan hun vordering op [gedaagden]. -samengevat- ten grondslag gelegd dat zij hen diverse malen tevergeefs hebben verzocht en aangemaand om de over de perceelgrens hangende takken en bomen, die [eisers]. grote hinder gaven bij de exploitatie van dat perceel grasland, te snoeien, dat zij uiteindelijk een hovenier hebben ingeschakeld om die overhang zelf te (laten) verwijderen en dat [gedaagden]. gehouden zijn de kosten van deze hovenier ad € 857,21 inclusief btw aan [eisers]. te vergoeden, te vermeerderen met wettelijke rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten.
1.2
[gedaagden]. hebben daartegen -samengevat- aangevoerd dat zij, gezien het door hen uitgeoefende kampeerbedrijf, belang hebben bij een houtsingel rondom hun terrein, dat zij die houtsingel zelf onderhouden, dat er geen sprake was van hinderlijke overhang, dat zij desondanks aan het verzoek van [eisers]. tegemoet zijn gekomen en de singel zelf al hebben gesnoeid, dat er geen sprake is geweest van snoei door [eisers]. van overhang doch van verwijdering van complete bomen, met wortel en tak, dat er overigens geen noodzaak bestond voor uitbesteding van dat snoeiwerk nu [eisers]. hun eigen houtsingels zelf onderhouden, dat de rekening van de hovenier niet redelijk is, te minder nu er sprake is van complete verwijdering van bomen.
1.3
[eisers]. hebben bij repliek volhard dat er sprake was van hinderlijke overhang, waardoor zij niet adequaat met machines langs de perceelgrens konden, dat aan de zijde van de overhangende houtsingel het land (te) nat bleef en dat de overhang de werking van het rondom geplaatste schrikdraad te niet deed. Zij hebben voorts bestreden dat de hovenier bomen heeft geveld en gesteld dat de afgeknotte stammen slechts betrekking hebben op de verwijdering van zeer dikke takken van heesters en dat de hovenier zijn werk overigens zeer deskundig heeft verricht. Voor het geval dat anders zou zijn, kunnen zij daarvoor niet verantwoordelijk worden gehouden. Ter onderbouwing van hun nadere stellingname hebben [eisers]. overgelegd een verklaring van de door hen ingeschakelde hovenier, nadere foto’s en een gespecificeerde factuur.
1.4
[gedaagden]. hebben om hun moverende redenen noch de besproken videofilm over het snoeiwerk gedeponeerd noch gedupliceerd.
2.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
3.1
In geschil tussen partijen is allereerst het antwoord op de vraag of aan [eisers]. een recht toekwam om overhangende beplanting te verwijderen.
3.2
De kantonrechter stelt voorop dat het bepaalde in artikel 5:44 BW de maatstaf vormt. Voor de toepasselijkheid daarvan is voldoende het enkele “over een anders erf heenhangen” van beplantingen, hetgeen betekent dat niet alleen ten aanzien van overhangende takken maar ook ten aanzien van elk ander over de erfscheiding hangend gedeelte van een boom een verwijde-ringsrecht bestaat. Dat enkele overhangen betekent voorts dat niet vereist is dat de overhangende gedeelten hinder toebrengen aan degene over wiens erf zij heenhangen. Bedoeld artikel geeft de nabuur overigens pas het wegsnijdingsrecht indien de eigenaar tevergeefs ter zake is aangemaand. De uitoefening van dat recht vindt tot slot haar begrenzing in een misbruik van dat recht.
3.3
Te dier zake geldt dat [gedaagden]. hebben erkend dat [eisers]. hen een aantal malen hebben gevraagd om de houtsingel te snoeien. Uit de door [eisers]. bij repliek nader overgelegde foto’s en verklaring van de hovenier, welke beide door [gedaagden]. onweersproken zijn gelaten, kan voorts in toereikende mate worden afgeleid dat er (nog steeds) sprake was van overhang, in die zin dat meerdere bomen en heesters zich uitstrekten over en voorbij de erfgrens (het midden van de watergang) tussen de percelen en tevens hingen boven het perceel van [eisers]., op het moment dat deze een hovenier hebben verzocht om voor hen die overhang te verwijderen. Het verweer van [gedaagden]. dat zij al voldoende hadden gesnoeid, is daarmee weerlegd. Nu de vraag of er al dan niet feitelijke hinder was niet ter zake doet, behoeft het door [gedaagden]. opgeworpen verweer dienaangaande geen bespreking. De slotsom is dat aan [eisers]. aldus een recht toe kwam om de overhang zelf te verwijderen.
3.4
Anders dan [gedaagden]. veronderstellen, sluit dat recht in een bevoegdheid om voor die verwijdering een deskundige, in dit geval een hovenier, in te schakelen. Voor verwijdering van een overhang is immers in zijn algemeenheid zorg en deskundigheid vereist. Daarbij komt dat [gedaagden]. niet hebben weersproken dat zij tot driemaal toe zijn aangemaand onder aanzegging dat indien zij in gebreke bleven een hovenier zou worden ingeschakeld onder verhaal op hen van de daardoor ontstane kosten.
3.5
Wat betreft de omvang van de gestelde kosten geldt dat [eisers]. bij repliek een gespecificeerde factuur in het geding hebben gebracht, waaruit blijkt dat de hovenier heeft gerekend: 24,5 arbeidsuren voor snoeien à € 27,50 en 1 uur hout versnipperen à € 55,00, in totaal € 728,75 exclusief btw, ofwel € 867,21 inclusief btw. Nu [gedaagden]. die specificatie niet (meer) hebben bestreden, dient van de juistheid daarvan te worden uitgegaan.
3.6
Wat betreft het verweer van [gedaagden]. dat [eisers]. geen redelijk gebruik van hun verwijderingsrecht hebben gemaakt, moet worden vastgesteld dat de hovenier zich niet heeft beperkt tot verwijdering van de over de perceelgrens (de watergang) heenhangende beplanting en daarmee zich niet heeft beperkt tot het klaren van de lucht boven het perceel van [eisers]. Vast staat immers dat de hovenier de aan [gedaagden]. toebehorende houtsingel in ruime mate heeft betreden en deze singel eveneens in ruime mate (tot 1 à 1,5 meter voorbij de erfgrens) heeft gesnoeid en in dat kader tevens houtopschot heeft geveld. Of dat nu bomen of zeer dikke takken van heesters waren, is in dat kader niet relevant. Een dergelijke handelwijze kan niet in overeenstemming worden gebracht met het aan [eisers]. toekomende recht.
Hetzelfde geldt voor het vaststaande feit dat [eisers]., althans de door hen ingeschakelde hovenier, kennelijk niet alleen de weggesneden overhangende beplanting doch ook de buiten hun perceelgrens aanwezige verwijderde beplanting (de gevelde bomen / zeer dikke takken van heesters daaronder begrepen) zich hebben toegeëigend.
In zoverre moet de feitelijke handelwijze als strijdig met voormelde verwijderingsbevoegdheid worden geacht.
3.7
Anders dan [eisers]. veronderstellen, moet die te laken handelwijze overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:171 BW aan hen worden toegerekend.
3.8
Gelet op voormeld misbruik van recht zou het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn indien [gedaagden]. gehouden zouden zijn om de door [eisers]. gemaakte kosten volledig te vergoeden. [eisers]. dienen dan ook, gelet op de noodzaak tot verwijdering van overhang en anderzijds op de omvang van het ten onrechte verwijderde en de verdwijning daarvan, naar het oordeel van de kantonrechter de helft van de aan hen in rekening gebrachte kosten, ofwel een bedrag van € 433,61, zelf te dragen. Het aldus resterende bedrag van € 433,60 is voor toewijzing vatbaar.
3.9
De over het toewijsbaar gebleken bedrag gevorderde wettelijke rente, de gestelde ingangsdatum van 12 juni 2003 daaronder begrepen, is als niet weersproken eveneens toewijsbaar.
3.10
Gelet op voormeld misbruik van recht was voorzienbaar dat [gedaagden]. niet tot enige betaling bereid zouden zijn. Er is dan ook geen grond voor toewijzing voor een vergoeding van buitengerechtelijke kosten, nog daargelaten de vraag of [eisers]. ter zake feitelijk kosten hebben gemaakt.
3.11
Nu partijen over en weer in het gelijk en in het ongelijk zijn gesteld, zal de kantonrechter de proceskosten compenseren als nader in het dictum te melden.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagden]. hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, tegen bewijs van kwijting aan [eisers]. te betalen een bedrag van € 433,60, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2003 tot de dag van algehele voldoening;
- compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij belast blijft met de aan haar zijde gevallen kosten;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 28 september 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.